Werkgroep Lucht en Geur wil vooral niet zelf het wiel uitvinden

Wat het thema Lucht en Geur zo boeiend maakt? “In ons werkgebied liggen veel vee­houderijen. Lucht en geur is daardoor een interessant onderwerp, omdat we hier veel mee te maken hebben,” vertelt Lieke Egbers. Voor de VTH-agenda is zij de trekker van dit thema.

Weten wat we nog niet weten Zijn er verschillen tussen de bruidsschat en het huidige beleid van gemeenten? Wat gebeurt er eigenlijk als je die regels na ingang van de Omgevings­wet opneemt in je nieuwe beleid? En wat gebeurt er als je nu nog niet specifiek aandacht aan een bepaald aspect besteedt, gaat dat dan wel beleids­neutraal over? Zomaar een paar vragen die aan de orde komen bij de werkgroep Lucht en Geur. “We willen inventariseren wat iedereen wil en waar iedereen staat,” vertelt Lieke. “Veel is nu nog niet duidelijk. Maar mijn uitgangspunt is om gewoon te beginnen. Dan weten we uiteindelijk wat we nu nog niet weten. De belangrijkste vraag voor nu is: waar moeten we nou écht iets mee voordat de Omgevingswet ingaat en wat kan ook later?” In de werkgroep gaat Lieke namens OddV hiermee samen aan de slag met de vijf partner­gemeenten en de veiligheids­regio VGGM. “Ik wil weten waar de gemeenten ons voor nodig hebben. Met wie ze al samen­werken, waarover wij misschien advies kunnen geven.” Daarvoor heeft Lieke een overzicht gemaakt: wat is verplicht en wat kunnen gemeenten zelf invullen? In de werkgroep wil ze duidelijk krijgen wat de gemeenten gaan doen met de grotere mogelijkheid onder de Omgevingswet voor eigen invulling. “Mijn eerste indruk is dat er niet meteen grote veranderingen ontstaan. Gemeenten willen zo veel mogelijk beleidsneutraal overgaan.”

LUCHT

van grenswaarde naar omgevingswaarde­

Bij het thema lucht is het aanpakken van fijnstof­uitstoot een belangrijk onderdeel. Omgevingsdienst de Vallei werkt hiervoor al sinds 2017 met een interimbeleid. Daarover lees je meer in het kader bij dit artikel. De meeste partner­gemeenten hebben bovendien het Schone Lucht Akkoord (SLA) ondertekend. “Een van de veranderingen is dat we straks niet meer alleen te maken hebben met grens­waarden, maar ook met het nieuwe begrip ‘omgevings­waarde’,” vertelt Lieke. Dit is een van de instrumenten waarmee het beleid van de omgevings­­visie kan worden uitgevoerd. Omgevingswaarden moeten objectief zijn vast te stellen en meetbaar zijn. Naast de rijks­omgevings­waarden uit het Besluit kwaliteit leef­omgeving (Bkl) kunnen provincies en gemeenten lokale omgevings­waarden stellen in hun omgevingsplan. Ze kunnen besluiten om aanvullende en strengere omgevings­waarden te stellen dan de rijksomgevings­waarden voor luchtkwaliteit. “Uit de werkgroepbijeenkomst bleek dat veel gemeenten hier nog mee worstelen,” zegt Lieke. “We hopen dat duidelijk wordt hoe dit instrument ingezet gaat worden.” Gelukkig hoeven de gemeenten hier niet op zeer korte termijn een klap op te geven: “Ze hebben immers nog zo’n tien jaar de tijd voor het opstellen van hun omgevingsplan, waarin deze waarden een plek krijgen.”

GEUR

­verordening beleidsneutraal over

De gemeenten werken nu met geurveror­deningen. Die gaan van rechtswege over in het omgevings­plan, maar ook in dit geval kan er gekozen worden om het beleid aan te passen. Sommige gemeenten zijn hier al mee aan de slag, andere hebben dit ook gepland voor de langere termijn. De huidige geur­verordening gaat namelijk in eerste instantie beleids­neutraal over, wat aansluit op de wens van de gemeenten. Ze kunnen er wel voor kiezen om nog vóór de inwerking­treding van de Omgevingswet al wijzigingen door te voeren, vanwege de urgentie van sommige ontwikke­lingen. Lieke: “Dan kan bijvoorbeeld worden aangesloten bij de bouw­ontwik­ke­lingen die momenteel spelen.” Iets wat wel gaat veranderen, is de definitie van geurgevoelige objecten. Daarover lees je meer in het kader bij dit artikel.

Vraagstukken uitzetten binnen OddV Tot nu toe is de werkgroep twee keer bij elkaar geweest. Lieke vertelt dat de volgende stap is om per aspect goed uit te zoeken wat de Omgevingswet hierover regelt, en of dit anders is dan de huidige regelgeving. En daar is kennis voor nodig. Voor de inhoudelijke aspecten van geur en luchtkwaliteit hebben de gemeenten deze kennis niet meer in huis. “Ze zijn hierin afhankelijk van ons, de specialisten van omgevings­diensten,” zegt Lieke. Dat betekent dat er vraagstukken uitgezet gaan worden binnen Omgevingsdienst de Vallei. “Maar we moeten vooral niet zelf het wiel uitvinden. Iedere gemeente en omgevings­dienst moet zich hier de komende tijd mee bezig gaan houden, en sommige zijn daar al erg ver mee.” Navraag moet uitwijzen of deze gemeenten en omgevingsdiensten ook al meer inzicht hebben in de conse­quenties van mogelijk veranderende wetgeving. “Hier moeten we uiteindelijk een helder beeld van hebben, een soort impact­analyse,” aldus Lieke. “En het liefst zien wij natuurlijk dat de gemeenten soort­gelijke keuzes maken, zodat ons toetsingskader niet te veel varieert.”

Lieke Egbers
­“Afstemming tussen gemeenten is handig voor ons als omgevings­dienst”
Lieke Egbers | vergunningverlener Milieu agrarisch
“Mijn uitgangspunt is om gewoon te beginnen. Dan weten we uiteindelijk wat we nu nog niet weten”

Innovatie en minder emissie met Interimbeleid Luchtkwaliteit

In 2016 is in Regio de Vallei het Manifest Gezonde Leefomgeving Veehouderij Regio FoodValley ondertekend. Onderdeel hiervan is het Interimbeleid Aanpak Integrale Luchtkwaliteit (fijnstof, geur ammoniak). Sinds 2017 werkt OddV met dit interimbeleid bij agrarische vergunning­aanvragen. Hierbij wordt innovatie en vermindering van emissie gestimuleerd. Als een ondernemer een vergunningaanvraag doet, wordt daarom ook naar aanvullende maat­regelen gevraagd. Het uitgangspunt is dat dit haalbaar en betaalbaar is voor de ondernemer. “Dit gaat verder dan de huidige wet- en regelgeving,” zegt Lieke. Hoe dit beleid een plek krijgt in het werken onder de Omgevingswet, is nog niet duidelijk. Dat de aanpak succes heeft, blijkt uit het eindrapport dat vorig jaar werd gepubliceerd ter afsluiting van de project­periode van het Manifest. In drie jaar werd er bij 80 nieuw afgegeven vergunningen 43% fijnstofreductie bereikt in de nieuwe stallen en 33% in de bestaande.

Verandering definitie geurgevoelig object

Onder de Omgevingswet verandert de definitie van een geurgevoelig object. Dat zijn gebouwen die zijn bestemd voor wonen of verblijf door mensen. Er is onder de Omgevings­wet gekozen voor een nieuwe omschrijving. In de instructieregels staat dat dezelfde gebouwen die bij geluid en trillingen beschermd zijn, óók beschermd moeten worden tegen geur. Een kantoor, museum, of een gebouw waarin een horeca­bedrijf in gevestigd is, wordt niet langer verplicht als geurgevoelig aangemerkt. De gemeenten kan er wel voor kiezen om deze - en andere - gebouwen en locaties te beschermen. Door de veranderingen ontstaat meer ruimte voor gemeenten voor eigen invulling. “Dat is een voorbeeld van iets wat nieuw voor mij was,” zegt Lieke. “Voor ons als omgevings­dienst is dit een onderwerp waarbij afstemming tussen de gemeenten handig zou zijn.”